©
LEVEN
Wie ben ik, vroeg de
mens, dolende met zijn problemen.
Waar ben ik, vroeg de
mens, in zijn verdriet en eenzaamheid.
Geconfronteerd met nieuwe
waarden en normen.
Weg van het gebaande
pad.
Verdwaald in zijn wanhoop
en angst.
Wat ben ik, vroeg die
mens, kijkend naar zijn ik.
Waarom ik, vroeg die
mens, zoekende naar antwoord.
De waarheid van nieuwe
realiteit, snijdend in zijn binnenste.
Vechtend tegen nieuwe
gedachten, strijdend voor de oude waarden.
Bang voor het besef
dat alles verandert.
Kijkend naar zichzelf,
ziet hij wat hij is.
Een mens als geen ander,
met nieuwe inhoud in een oude situatie.
Onvermijdelijke botsing
met waarden, en verlangen naar anders.
Twijfeling en aarzeling
over zijn wensen en dromen.
Afkeer van verlangen,
maar hunkering naar vooruitgang.
De mens is uniek, in
daad en woord.
Kan daarom niet vergeleken
worden, uniek.
Kan niet beoordeeld
worden, unieke mens.
Is daarom vrij voor
gedachten en wensen en hoop.
Mag openstaan voor nieuwe
inhoud, en perspectief.
De mens is uniek, unieke
mens.
© Aad
van Mil